Teksten Kinderliedjes van Tura Gerards

TEKSTEN CD “Huppeldepup”


1. Huppeldepuplied

Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de huppelclub.
Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de club.
We huppelen van hot naar her, we huppelen zo veel, zo ver.
Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de club.
(herhaal het eerste deel fluisterend, het tweede gedeelte crescendo)


2. Badje vol water

Badje vol water: spet spat spuit.
Pats met je handjes het water eruit.
Haartjes nat en buikje glad.
Dit lijfje komt straks schoon uit bad.
En word je weer vies of vuil of vet:
dan weer in badje: spuit spat spet!
Dan weer in badje: spuit spat spet!

(herhaal 2x)


3. Spoken slaan

Wil jij slaan, jij kleine snaak?
En ben jij boos, op wie dan ook?
Sla dan! (Sla dan!)
Je kunt me toch niet raken! (Je kunt me toch niet raken!)
Probeer het maar…
ik ben een spook! (hihihi)


4. Lente

’t Is lente! ’t Is lente!
De bloemetjes, die dansen.
De bloemetjes, die dansen in de wind.
En ik, ik kan ook dansen
zo leuk als ik dat vind.
Ja ik, ik kan ook dansen
zo leuk als ik dat vind.


5. Nog voor de zon te zien zal zijn

Nog voor de zon te zien zal zijn,
zingen vogels al hun nieuw refrein.
Ja, wens de nacht maar goedendag.
Wil je fluiten, fluit dan mee:

tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep-tjiep-tjiep,
tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep-tjiep-tjiep;
twiet-twiet-twiet-twiet… twiet-twiet…
tjiep-tjiep, tjiepe-tjiepe-tjiep, tjiep… twiet !

Nog voor de zon te zien zal zijn,
schuiven bloemen al hun bladgordijn.
Ja, wens de nacht maar goedendag.
Wil je zingen, zing dan mee:

tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep-tjiep-tjiep,
tjiepe-tjiep, tjiepe-tjiep-tjiep-tjiep;
twiet-twiet-twiet-twiet… twiet-twiet…
tjiep-tjiep, tjiepe-tjiepe-tjiep, tjiep… twiet !


6. Rood en groen

Rood en groen, dat zijn de beste mannekes.
Rood en groen, daarboven in die paal.
(jajaja)
Rood en groen, dat zijn de beste mannekes.
Rood en groen. Dat zijn ze allemaal.

Manneke rood staat stokstijf stil,
en roept onhoorbaar: “STOP!”
Manneke groen zegt: “oversteken,
loop, maar let goed op!”


7. Honger

Hmmm, het wordt lekker vandaag, kinderen… papa gaat vandaag lekker koken!
Papa, ik heb honger!
Jah!
Schiet nou op!
Ja! ja!
Ik wil eten!

Nog even maar, nog even maar, en dan is echt het eten klaar!
Nog even maar, nog even maar, en dan is het echt klaar!

Zo, hmmm, een beetje zout, een beetje peper, het wordt lekker!
Ik heb honger!
Jaha!
Ik wil heel erg snel éten!
We gaan zó eten.

Hier heb je vast een worteltje of wil je een komkommertje?
Hier heb je vast een worteltje of een komkommertje!

Nou, papa, ik wil eten, ik wil een boterham!
Ja-ha!
’k héb honger!
Ja ja, en ’t wordt lekker!
PAPA!!
Papa’s zo klaar! Papa’s zo klaar!
Nou!!!

Nog even maar, nog even maar en dan is echt het eten klaar!
Nog even maar, nog even maar en dan is het echt klaar!

’t wordt lekker kinderen! Papa heeft lekker gekookt!!!!
Papa, ik wil een boterham! Ik heb honger! Papa! Ik heb honger! Schiet nou op!
Hmmm, handen wassen!)
Schiet nou op!!
Handen wassen!!


8. Zomer

’t Is zomer. ’t Is zomer.
De zonnestralen stralen.
De zonnestralen stralen op mijn vel.
En ik, ik kan ook stralen:
mijn hart dat klopt zo snel.
Ja ik, ik kan ook stralen:
mijn hart dat klopt zo snel.


9. Ons bootje

We zitten in ons bootje, midden op de oceaan.
We zitten in ons blootje, lekker zonder kleren aan.

Kom dan, kom dan, kom dan. Kom dan, kom dan, kom dan.
Kom dan, kom dan, kom dan. Kom dan, kom dan kom mee!

We zitten in ons bootje, midden op de oceaan.
We eten lekker broodjes met appel en banaan.

Kom dan, kom dan, kom dan! Kom dan, kom dan, kom dan!

We zitten in ons bootje, midden op de oceaan.
We baden lekker pootje, kom nu, want we gaan.

We gaan nu vertrekken… en als je mee wilt…
stap dan nú in! Voorzichtig hoor!!

Kom dan, kom dan, kom dan. Kom dan, kom dan, kom dan.
Kom dan, kom dan, kom dan. Kom dan, kom dan kom mee!


10. Cavia

Witte haren, rode ogen, dat was mijn cavia.
Scherpe nagels, spitse oren. Dat was mijn cavia.

Z’ was de liefste van de wereld. At voorzichtig uit mijn hand.
Hield van hooi om in te kruipen. Poepte op een oude krant…

Witte haren, rode ogen: dat was mijn cavia.
Scherpe nagels, spitse oren: dat was mijn cavia.

‘k Heb h’r in de tuin begraven bij de grote dennenboom.
Ga er telkens bloempjes brengen als ze terugkwam in mijn droom…

Witte haren, rode ogen: dat was mijn cavia…


11. Boos

Boos boos boos boos boos boos boos!
Boos boos boos boos boos boos boos!
Vuisten ballen, heel hard gillen!
Boos boos boos boos boos boos boos!
Voeten stampen, niets meer willen!
Boos boos boos boos boos boos boos!

Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos!
Ik ben boos! Ik ben boos! Ik ben héél érg bóós!
Lekker boos! Lekker-lékker boos! Lekker boos…

Boos boos boos boos boos boos!
Vuisten ballen, heel hard gillen!
Boos boos boos boos boos boos!
Voeten stampen, niets meer willen!
Boos boos boos boos boos boos!

Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos!
Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos! Lekker boos!
Lekker boos! IK BEN BOOS !


12. Proberen

Heej!
Lust jij dit lekkere hapje niet dan moet je dit proberen:
je bent alleen in een donker bos, je hoort apen, tijgers, beren.
(je bent alleen in een donker bos, je hoort apen, tijgers, beren.)

Bij het kampvuur zit je veilig maar je hebt nog niet gegeten:
je buikje knort, je wil een bord, van alles wil je eten.
(je buikje knort, je wil een bord, van alles wil je eten)

Hap, hap, hap en nog eens hap, ’t is prima te verteren.
Je lacht hardop in dat donker bos: dag apen, tijgers, beren!
(je lacht hardop in dat donker bos, dag apen, tijgers, beren!)
je lacht hardop in dat donker bos,
dag apen, (dag apen!)
dag tijgers, (dag tijgers!)
dag beren, (dag! beren!)


13. Herfst

’t Is herfst. ’t Is herfst.
De bladeren dart’len.
De bladeren dart’len in de lucht.
En ik, ik kan ook dart’len:
zo lenig en zo vlug.
Ja ik, ik kan ook dart’len:
zo lenig en zo vlug.


14. Voetje, voetje, voetje

Voetje, voetje, voetje, sta ’s stil:
hier ’s een schoentje dat jou wil.
Stop nou, stop nou, stap ’s in!
Hup, dat is een goed begin
Nu dit voetje hier en dat schoentje daar
en klaar is kees! Dus lopen maar!
En klaar is kees! Dus lopen maar!
(Lopen keesje! Lopen! Lopen! Lopen!!)


15. De kieteldood

Genoeg! Genoeg! (Genoeg!)
’t Is afgelopen! (Genoeg!)
Nu niet meer! Niet meer! (niet meer!)
Gesnopen?
Jij gaat niet met de billen bloot!
Nee! (Nee!)
Jij krijgt straks… de kieteldood! (kietelekietelekietele)


16. Dolle dierendansje

Voor we weer naar bed toe gaan nog even een klein dansje.
Zwieren-zwaaien-zweven-zwaan, gieren-gaaien-gansje.
Dans nog even met me mee ons dieren-dolle-dansje.
Zwieren-zwaaien-zweven-zwaan, gieren-gaaien-gansje.

JOEHOE!
Zwaaien met je billetjes!
Vliegen met je handen!
Zwieren-zwaaien-zweven-zwaan, gieren-gaaien-gansje.


17. Tingelingeling

Je beer en je pop en je barbie, je aapje en je hond
staan allen om je kussen heen en dansen in ’t rond.

Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling. (Hoi !)
Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling. (Hoi !)
Ting-ting, ting-ting. Ting-ting, ting-ting.
Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling…

Ze zingen van jou elke avond, zo zacht maar zonneklaar:
hoe mooi jij bent, hoe wonderlijk: ach hoorde je ’t maar!

Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling. (Hoi !)
Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling. (Hoi !)
Ting-ting, ting-ting. Ting-ting, ting-ting.
Ting-elinge-linge-lingeling-elinge-ling.


18. Slang is lang

Een slang (een slang)
is lang (is lang)
als hij ligt (als hij ligt)
als hij ligt (als hij ligt)

Een slang (een slang)
is lang (is lang)
als hij ligt (als hij ligt)
als hij ligt (als hij ligt)

En hoog… staand op zijn staart…
of op zijn kop (of op zijn kop)
of op zijn kop (of op zijn kop)
En heeft die slang genoeg geduurd
dan rollen we ‘m gewoonweg op! Gewoonweg op!


19. Winter

’t Is winter. ’t Is winter.
De sneeuwvlokken zweven.
De sneeuwvlokken zweven traag omlaag.
En ik, ik kan ook zweven:
ik doe het ook zo graag.
Ja ik, ik kan ook zweven:
ik doe het ook zo graag.


20. Heertjes slaaplied

Geef je nog een handje en zing een laatste lied.
Geef me maar je handje en zink verder in het niets.
Kijk nog maar een keertje naar je beertjes lieve neus…
Welterusten heertje! Mijn grote kleine reus…


21. Vrouwtjes slaaplied

Geef je nog een handje, een kus op je gezicht.
Geef me maar je handje, je ogen vallen dicht.
Wie je bent, onthoud je tot aan ’t einde van het licht.
Welterusten vrouwke! Mijn lieve lichtgewicht…


22. Huppeldepuplied

Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de huppelclub.
Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de club.
We huppelen van hot naar her, we huppelen zo veel, zo ver.
Huppeldepup, huppeldepup, wij zijn van de club.

(herhaal:
de eerste twee zinnen fluisterend, de derde zin crescendo, en de vierde zin weer fluisterend)

TEKSTEN CD “Fluitje van een cent”


1. Fluitje van een cent

Heb gekregen van mijn opa, mijn opa, mijn opa,
heb gekregen van mijn opa een fluitje van een cent.
Heb gekregen van mijn opa, mijn opa, mijn opa,
heb gekregen van mijn opa, een fluitje van een cent.
Fluitje van een cent, fluitje van een cent,
fluitje, fluitje, fluitje van een…
CENT…
mijn opa gaf het!


2. Mama Anne Jema


3. Nog 3 nachtjes slapen

Slingers, taart en chocola; hieper-de-pieper-de-piep-hoera!
Iedereen is heel erg blij! Alle kadootjes zijn voor mij.
O, maar o, het duurt zo lang: nog 3 nachtjes slapen.
O, maar o, het duurt zo lang: bijna ben ik…
(twee…, drie… , vier… , vijf… , zes… , zeven… , acht)


4. Lang lang lang

Lang lang lang lang lang zullen ze leven!
Lang lang lang lang lang leven zij!
Lang lang lang lang
lang lang lang!
Lang zullen ze leven! Lang zullen ze leven!
Lang zullen ze leven! Lang lang lang!

Zang zang zang zang zang zullen we zingen!
Zang zang zang zang zang zingen wij!
Zing-zang zing-zang
zing-zang-zing!
Zang zullen we zingen! Zang zullen we zingen!
Zang zullen we zingen! Zang-zing-zang!


5. Dans je met me

Wil je met me dansen? Wil je met me dansen?
Even lekker dansen boven op de maan?
Wil je met me dansen? Wil je met me dansen?
Even lekker dansen alles laten staan?

Jij daar… dans je met me mee?!
Jij daar… dans je met me mee?!
Jij daar… dans je met me mee?!
Jij daar… dans je met me!

(herhaal het geheel)


6. Paardje Wiebelkont

Dit paardje heeft een wiebelkont, een wiebelkont! (prhh)
Dit paardje heeft een wiebelkont, een wiebelkont! (prhh)
Een wiebelkont, (prhh)
een wiebel-, wiebel-, wiebel-, wiebel-, wiebelkont!

Van wiebel wobbel de wil. (prhh)
Van wiebel wobbel de bil. (prhh)
En als het wiebelen over is, ja dan zit het paardje stil…
… (ja) dan zit het paardje stil! (sttt)


7. Pluisje

Weet je… wie de liefste is…
ja, dat is Pluisje!
Pluisje… mijn Pluisje…
was ik maar thuis…


8. Pingpongbal

Pingpongbal, ik ping je overal,
ik pong je 1, 2, 3, totdat ik pingpong zie!
Pingpongpret, nu heel goed opgelet!
Ik pang je huizenhoog. Zie jij een pingpongboog?

1 en 2, 3, 4, 5, 6. Wil jij ook op pingpongles?
6 en 5, 4, 3, 2, 1, of pingpong jij ’t liefst alleen?
Pingpong hard en pongpong ver.
Jij bent écht een pingpongster!
Pingpong zacht en pingpong veel;
bal vliegt door een luchtkasteel…

Oh… hij gaat hoog… hij maakt een boog…
hij komt naar beneden! De bal… ik moet hem vangen!
Hebbes! En nu ga ik er toch een mep tegen geven…
1, 2, 3!


9. Pikadorus

Kijk in de goot, kijk op de stoep,
zie jij een Pikadorus?
Ja, niemand weet wat achter is
en niemand weet wat voor!

Bruin, zo bruin, daar op de stoep.
Pikadorus, dat is hondenpoep!


Kijk in de goot, kijk op de stoep,
zie jij een Pikadorus?
Ja, voeten vegen is wel goed,
maar niet met Pikadoor!

Bruin, zo bruin, daar op de stoep.
Pikadorus, dat is hondenpoep!


10. Zoek me dan

Zoek me dan… zoek me dan…
je kunt me toch niet vinden.
zoek me dan… zoek me dan…
je vindt me lekker niet!

Zoek me dan… zoek me dan…
je kunt me toch niet vinden / je kunt me toch niet vinden.
Maar als je heel goed lui…
luistert…
krijg je o….
oren als een …
blinde.


11. Kelduikel

Duikel-duikel-duikel-
duikel-duikel-duikel-duik!
Duikel-duikel-duikel-
duikel, ik duikel, ik…

Duikel-duikel-duikel-
duikel-duikel-duikel-duik.
Duikel-duikel-duikel-
duikel, ik BOL.

Holderdebol, rolderdebol,
holderdebol. Duikel.
Holderdebol, rolderdebol,
holderdebol. Duikel.

(in canon)


12. Stop Stop Standbeeld

1 en 2 en 3 en 4 en
stop: je wordt een standbeeld.
NEEE! Niet meer bewegen:
je bent er eentje van steen.
Dit lied, dat houdt zo dad’lijk op.
Dan roep, dan roep, dan roep ik eindelijk: STOP!


13. Handen vliegen

Allebei mijn handen kunnen vliegen vliegensvlug, ja,
ze schieten naar mijn mond toe en ze zweven weer terug!

Proesten, proesten, proesten.
Hoest! Hoest! Hoest!
Niezen, niezen, niezen.
Kuch! Kuch!

Allebei mijn handen vliegen vliegensvlug,
schieten naar mijn mond en terug!


14. Ojee OK

Ojee, ojee, voordat ik het vergeet: ik moet je wat vertellen:
d’r is niemand die het weet!
Ojee, ojee,, voordat ik het vergeet: ik moet je wat vertellen:
d’r is niemand die het weet!
Ojee, (ojee) ojee (ojee)
en dit is al het einde, het einde van dit lied;
er valt niet veel te zeggen, alleen:
ik weet het niet!

ojee ok
ojee ok (ja.. ja.. waarom? Papa weet het echt niet!)
ojee ok
ojee ok (papa weet het echt niet…)
ojee ok
ojee ok (ik weet het niet… waarom… dat kan toch?!)
ojee ok
OK!?


15. Plie Ploe Pla

Als je het niet weet, zeg me dan maar na:
plie-ploe, plie-ploe, plie-ploe, plie
plie-ploe, plie-ploe PLA !

Als je het niet weet, zeg me dan maar na:
plie-ploe, plie-ploe, plie-ploe, plie
plie-ploe, plie-ploe PLA !


16. Kijken Staren Turen

Blijven-kijken-spel! Niet lachen! Blijf elkaar in de ogen kijken. Wie het eerste lacht , is af! Wegkijken telt niet, mag niet, behalve als je heel schattig bent.

Kijken… (ik in jouw ogen)
Staren… (jij in de mijne)
Turen… (ja!):
wie het eerste lacht is af… (echt waar!)
Dat kan duizend uren duren. (Tenzij…)
tenzij jij nu al lacht!


17. Grote Gele Zon

Alle bloemen draaien naar de grote gele zon.
Alle bomen zwaaien met hun bladerenjapon.
Merels en ook mussen en ook kraaien willen kussen;
ja, de pieren pierewaaien in het groen van het gazon!

(voortdurend herhalen)


18. Bijnabij

Bijna, bijna, bijna, bijna zijn we aangekomen!
Bijna, bijna, bijna, bijna, maar nog niet helemaal!
Bijna, bijna, bijna,
bijnabij, bijnabij,
nabij-nabij-nabij-nabij,
maar nog niet helemaal.

bijna-bijna-bijna-bijna maar nog …
niet…
he-…
le-…


19. Opruimlied

Alle puzzels in de dozen. Alle kopjes op het blad.
Alle boekjes in de kast. En alle blokjes in het vat.

Alle propjes in de mand…
en alle popjes op de bank…
alle dopjes op de stiften…
alle auto’s op de plank!

Alle puzzels in de dozen. Alle kopjes op het blad.
Alle boekjes in de kast. ’t Is opgeruimd! Proficiat!


20. Teruggeefrovers

Ikke ben de rover uit rovershol.
Ikke ben de rover, uit rovershol.
Alles meegenomen van land en zee.
Alles meegenomen van huplakee.

Maar teruggeefrovers zijn niet bang!
Wij geven alles terug met roverszang…
zangggg…


21. Wonder

Daar boven de daken, daar schittert een ster:
zo stralend in avondjapon.
Voor jou in dat bed (ahhhhhh)
danst zij haar ballet (ahhhhhh)
en morgen schijnt voor jou de zon.

Ieder mensenkind, dat een wonder vindt,
ziet bij elke ster zo ontélbaar ver.

Daar boven de daken, daar prevelt de maan
in stilte een avondgebed.
De nacht is nog lang… (jahhhhhh)
het licht dat zij vangt… (jahhhhhh)
dat stuurt zij meteen door naar jou.

Ieder mensenkind, dat een wonder vindt,
ziet bij volle maan heel de wereld staan!
Ieder mensenkind, dat een wonder vindt,
ziet bij elke ster zo ontélbaar ver.

Parlando:

Ieder mensenkind, dat een wonder vindt,
kan bij ster en maan zó véél verder gaan!
Ieder mensenkind… dat een wonder vindt…


22. Paradijsdans (op de cd is nr 40 de versie met tekst!)

Trappetje… omhoog. En trappetje gaat ook omláág!
Aáááálle trappetjes! Ze maken er een spelletje van!
Soms gaat het éne engeltje de trap omhoog
en dan komt het ándere engeltje nét weer naar beneden.

Daaronder zingt een stem.
– NIEMAND weet WIE of WAT dat is! –
Een stem die zingt, met lange lange lange tonen.

En je luistert… en je kijkt naar buiten! En naar boven!
En je gáát naar buiten! JA! Je ziet vogels en lucht.
Hoor: het ruisen van de bladeren, en je ruikt de geur van bloemen,
en de zon is zó warm…

Maar je voelt ook de hitte en ’s nachts… is het ijs- en ijskoud!
Maar toch… toch dansen die engelen trap op en trap af!
Het is allemaal muziek! Muziek! Uit het paradijs!

Met vreugde en met weemoed…
(“Wat is dat, huh? Weemoed…?”)
Weemoed… dat is… dat je een heel klein beetje verdrietig bent en
ook toch wel warm en een klein beetje fijn…

FIJN… HEEL FIJN !

En jij, jij loopt daar op die trap… JIJ!!
Trap op en trap af. Trap-óp-trap-áf!
En dan ineens… ben je héééél… erg… moe!
Heel erg moe… MOE.

En langzaam… stijg je op…..hoger en hoger…
en je vliegt… in slaap…

TEKSTEN CD “Kiekeboe!”


Introstemmen: Josephine Rohde, Nana Kruger

1. Okidoki

Okidoki-dee, wie gaat er met mij mee?
Okidoki-dap, naar beneden met de trap?
Trippe-trappe-treetje, trippe-treetje-trap.
Steeds een treetje lager, steeds met elke stap.
Okidoki-dee, wie gaat er met mij mee?


2. Kiekeboe

Kiekeboe en piep-piep-piep…
kie-kekekie-kekekie-kekekieke-
boe, boe, kiekeboe,
kiekeboe en piep-piep.
Boe, boe, kiekeboe,
kiekeboe en piep-piep-piep.
Pwiep! Pwiep! Pwiep!

Piep-piep-piep en kiekeboe…
kie-kekekie-kekekie-kekekieke-
boe, boe, kiekeboe,
kiekeboe en piep-piep.
Boe, boe, kiekeboe,
kiekeboe en piep-piep-piep.
Pwiep! Pwiep! Pwiep!


3. Liefje Olifant

Over een smal paadje in het grote groene bos,
daar liep een baby olifant en dat kindje liet los.
Daar liep een baby olifant en dat kindje dat liet los.

“Mama? Mama? Waar ben je nou?
Mama? Mama? Waar ben je?”

Op een brede zandweg in dat grote groene bos,
daar liep een mama olifant en die moeder liet los.
Daar liep een mama olifant en die moeder die liet los.

“Liefje? Liefje? Waar ben je nou?
Liefje? Liefje? Waar ben je?”

Op een stille kruising in dat bos zo wonderbaar,
daar botsten baby olifant en haar moeder op elkaar!
Daar botsten baby olifant en haar moeder op elkaar!

“… Mama!” “… Liefje!” “… Mama!” “… Liefje!”
“… Mama!”


4. Ben ik blij!

Als ik (x), als ik (x), als ik (xx),
als ik (xxx), als ik (xx),
ben ik blij, ben ik blij, ben ik blij, ben ik blij,
als ik (x),
als ik (x),
als ik (x).


5. Zonnestralen

Daar zijn ze weer! Daar zijn ze weer! Word wakker! Word wakker!
Daar zijn ze weer! Daar zijn ze weer! Word wakker!

Zonnestralen komen je halen, 1 voor 1 voor 1.
Zonnestralen komen je halen, niemand blijft alleen.

Daar zijn ze weer! Daar zijn ze weer! Word wakker!
Zonnestralen komen je halen, buiten is het feest.

Zonnestralen komen je halen, ben jij al geweest?
Daar zijn ze weer! Daar zijn ze weer! Word wakker!


6. Hou van de regen

Ik hou van de regen, ik hou van de druppels,
ik hou van de plassen en ik stamp erin!
Ik hou van de regen, ik hou van de druppels,
ik hou van de plassen en ik stamp erin!


7. Kabouterlied

Dit is een klein kabouterlied:
je hoort ze sóms, maar je ziet ze niet.
Ze tip-pe-len langs geheime paden
waar die zijn, dat moet je raden.
Dit is een klein kabouterlied:
je hoort ze sóms, maar je ziet… ze… niet!


8. Sanne en Ali

Sanne! Sanne, wil zo graag naar buiten!
Sanne! Sanne! Hoor die vogels fluiten!

Tjip, tjap, tjip-tjap. Tjip-tjip-tjip-tjip-tjap.
Tjip, tjap, tjip-tjap. Sanne gaat op stap!

Ali! Ali, wil zo graag naar buiten!
Ali! Ali! Hoor die vogels fluiten!

Tjip, tjap, tjip-tjap. Tjip-tjip-tjip-tjip-tjap.
Tjip, tjap, tjip-tjap. Ali gaat op stap!

Sanne en Ali spelen samen buiten!
Ali en Sanne horen vogels fluiten!

Tjip, tjap, tjip-tjap. Tjip-tjip-tjip-tjip-tjap.
Tjip, tjap, tjip-tjap. Samen fijn op…

samen fijn op stap!


9. Bloed

Snelle Jan heeft om de hoek een groot ongeluk gehad.
Een flinke scheur zit in zijn broek en in zijn vel daar zit een gat.
En uit dat gaatje in zijn vel stromen tranen, rood, ja bloed.
Jantje roept zijn mama snel: “Bloed – Mama – Au-au-au – het doet!”

Bloed, Bloed, bloed! Weet jij hoe pijn dat doet?
Bloed, Bloed, bloed! Weet jij hoe pijn dat doet?

Jantje huilt en mama sust. Jantje snikt en mama kust.
Daar komt de doos, daar is de schaar, daar is de rol dus knippen maar!
Dan mag Jantje ook nog kiezen: wil je de muis met lieve snuit?
Of vind je leuker, heb je liever: de roze olifant die spuit?

Bloed, Bloed, bloed! Weet jij hoe pijn dat doet?
Bloed, Bloed, bloed! Een pleister maakt het goed!

Daar gaat Jan weer op zijn step, en tegen ieder die hij ziet
zegt hij: “Kijk ’ns wat ik heb…:
Ik heb ’n pleister! Ik heb ’n pleister! Ik heb ’n pleister!
Jij lekker niet!”

Bloed, Bloed, bloed! Weet jij hoe pijn dat doet?
Bloed, Bloed, bloed! Een pleister maakt het goed! (zing maar mee)


10. Staartje

Dat hondje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat hondje heeft een staartje, een korte staart.


Dat poesje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat poesje heeft een staartje, een dikke staart.

Dat schaapje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat schaapje heeft een staartje, een wollen staart.

Dat aapje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat aapje heeft een staartje, een lange staart.

Die walvis heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Die walvis heeft een staartje, een platte staart.

Dat muisje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat muisje heeft een staartje, een dunne staart.

Dit liedje heeft een staartje, een staartje, een staartje.
Dat liedje heeft een staartje, een gekke staart.


11. Twiet-Kwek-Zoem

Vogeltje, wat zing je mooi. Wacht, ik kom naar buiten.
Vogeltje, wat zing je mooi! /Wil jij mij leren fluiten?


Twiet-twiet-twiet…
Twiet-twiet, twiet-twiet, twiet-twiet-twiet.
Twiet-twiet-twiet…
Twiet. Twiet. Twiet.

Eendje, o wat zing je mooi, gekke bekken trekken.
Eendje, o wat zing je mooi! Wil jij mij leren kwekken!

Kwek-kwek-kwek…
Kwek-kwek, kwek-kwek, kwek-kwek-kwek.
Kwek-kwek-kwek
Kwek. Kwek. Kwek.


Twiet-twiet-kwek-kwek…
Twiet-twiet-kwek-kwek…
Twiet-twiet-kwek-kwek, twiet…
Kwek-kwek-twiet…


Bijtje, ach, wat zing je mooi in en om de bloemen!
Bijtje, ach, wat zing je mooi! Wil jij mij leren zoemen?

Zoem-zoem-zoem…
Zoem-zoem, zoem-zoem, zoem-zoem-zoem..
Zoem-zoem-zoem…
Zoem. Zoem. Zoem.


12. Met je hand op je hart

Met je hand op je hart kun je toveren…
Toveren… Toveren! Met je hand op je hart, op je hart.
Met je hand op je hart kun je to-ve-ren…
Met je hand op je hart, op je hart!


13. En 1 en 2 en 3 en 4 en 5

En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je vingers.
En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je vingers.
Van je linkerhand, van je rechterhand.
Van je linkerhand, van je rechterhand.
En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je vingers.

En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je tenen.
En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je tenen.
Van je linkervoet, van je rechtervoet.
Van je linkervoet, van je rechtervoet.
En 1 en 2 en 3 en 4 en 5, dat zijn al je tenen.


14. Knuf, waar ben je?

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, waar is nou mijn knuf gebleven?
Knuf? Waar ben je? Knuf… waar ben je, knuf?
Knuf, daar ben je!


15. Vlinder (even zweven)

Dit mooie lied wordt ook gedraaid bij begrafenissen van kinderen.

Boven het gras… Langs alle bloemen… Over de plas…
Hoger, verder, zo vlug. Vlinder, dansend terug!

Even zweven. Even zweven…

Daar in het blauw, tussen de wolken, zwaai ik naar jou!
Hoger, verder, zo vlug. Vlinder, dansend terug!

Even zweven. Even zweven…

Hoger… Vlinder, dansend terug!


16. Okidoki

Met dit lied ga je de trap omhoog. Met lied nummer 1 (zie boven) ga je weer omlaag!

Okidoki-dee, wie gaat er met mij mee?
Okidoki-dap, naar boven met de trap?
Trippe-trappe-treetje, trippe-treetje-trap.
Steeds een treetje hoger, steeds met elke stap.
Okidoki-dee, wie gaat er met mij mee?


17. Dank je wel!

Dank je wel, dank je wel!
Dank je, dank je, dank je wel!
Dank je wel, dank je wel!
Dank je, dank je wel!


Bonustrack:

29. In jouw ogen kijk

Als ik in jouw ogen kijk, dan zie ik sterren blinken.
Wel duizend feeën tegelijk uit dopjes honing drinken.
Als ik in jouw ogen kijk!

Ze smakken niet, ze slurpen niet.
Nee, ze doen het heel erg netjes.
Ze maken steeds hun lippen schoon door
te deppen met servetjes.

Als ik in jouw ogen kijk, dan hoor ik melodietjes
van duizend feeën tegelijk: Het zijn vergeet-me-nietjes!
Als ik in jouw ogen kijk.

Ze brommen niet, ze brullen niet.
Ze zingen heel erg fijntjes.
Ze wiegen als een dameskoor
en spelen tamboerijntjes.

Als ik in jouw ogen kijk…
Als ik in jouw ogen kijk…
Zo fijn, zo fijn,
dat ik daar bij mag zijn!
Zo fijn, zo fijn, zo fijn…
(Als ik in jouw ogen kijk…)

Reacties zijn gesloten.